Doorgaan naar hoofdcontent

Johan Tahon

Tot 30 september 2021 is er in het oud stadhuis van Oudenaarde (nu het museum MOU) een tentoonstelling van de beeldhouwer Johan Tahon (Menen, 1965). Het is een magnifieke tentoonstelling van het werk van de laatste 20 jaar van deze beeldhouwer die een heel eigen (invloedrijke) stijl heeft ontwikkeld.

Heel kenmerkend aan zijn werk, dat vaak monumentaal is, is zijn manier van het menselijk lichaam te vormen en vervormen. Hij maakt reusachtige torso's en lichamen, die hij dan verzaagt en op hele andere manieren weer aan elkaar verbindt. Vaak kijkt het hoofd een andere kant uit dan het lichaam. Dat zorgt voor een spanning en beweeglijkheid, al zijn de figuren vaak stram en strak. De armen hangen meestal passief langs het lichaam (ze zijn ook vaak letterlijk erg lang, dus ze hangen lang en zwaar). De benen zijn stram - ze lopen niet, ze stappen niet, ze schrijden met voorbedachte rade. In de woorden van de curator Arie Hartog: het zijn "tegelijkertijd herkenbare en raadselachtige wezens." Met deze wezens heeft hij een pracht van een tentoonstelling opgebouwd met een bijzonder spel tussen de hedendaagse sculpturen en de historische collectie van het museum (wandtapijten, zilverwerk, sculpturen) in het decor van de veertiende-eeuwse lakenhalle.

Een tweede groot kenmerk van het werk van Tahon is zijn gebruik van materie. Die materialiteit, waarin je nog het maakproces herkent, creëert een grote tactiliteit ook - je zou ze willen aanraken.
Veel van de werken die hij in het MOU presenteert zijn in gips gemaakt. En terwijl dat materiaal voor vele kunstenaars een tussenstap is tussen het wassen of kleien ontwerp dat dan in een 'moule' van gips wordt gegoten om te worden afgegoten in een 'edel' materiaal als brons of zilver, is het 'directe' van de gips een geliefkoosd materiaal van Johan Tahon. Die gipsen werken zijn echt magnifiek. En dan zullen we verder in de tentoonstelling nog ronduit adembenemende keramiekwerken tegenkomen - en verder nog werken in zilver uitgevoerd.

Laat ik beginnen bij het begin: in de eerste zalen van de tentoonstelling. Binnenkomen doe je met een knaller. In de hal verspert een immense schotel je de weg. Archetypischer dan een cirkel kan een vorm niet zijn, maar hier zie je bovendien in de bewerking de hand van de kunstenaar, de materialiteit van het werk en aanduidingen in houtskool, alsof de kunstenaar het werk nog niet heeft losgelaten.

Verder in de relatief kleine ruimte, een reusachtige kop, een bol, een globe?

De inkom wordt afgesloten met twee deuren, Alfa en Omega genaamd. Bas-reliëfs in een kunststof die Vuboniet heet (want ontwikkeld aan de VUB). Ze deden me denken aan het soort sculpturen uit Mesopotamië of zo - oeroud en archetypisch.
Ook verwijst de vormgeving naar het werk Universus dat buiten, in een hoekje van de Markt staat - dit beeld was de eerste grote opdracht voor Tahon en dus een soort startpunt of culminatie.

 

In de volgende ruimte hangt een fragiel werk (in was, denk ik). Het hangt aan takels en katrollen (wat vaak voorkomt in de presentaties van Tahon, die graag een enscenering gebruikt alsof het werk nog in het atelier hangt.

In een zaaltje daarnaast staat een zeer groot bronzen werk. Het heeft veel van de technische kenmerken van het werk van Tahon: het stelt een menselijke figuur voor, waarvan delen zijn afgehouwen: armen, het hoofd. Die ontbrekende delen zijn dan vervangen door armen, een hoofd (soms een tweede hoofd of een tweede romp) van een ander beeld, zodat de verhoudingen volledig uit de haak zijn: de armen te lang (en stram naast het lichaam hangend), een been te kort om tot de grond te reiken, een half hoofd als een helm of bal. Vaak wordt de figuur gecombineerd met toegevoegde elementen zoals bollen. Je ziet in het brons nog goed de vingerafdrukken van de kunstenaar (het lijkt soms zelfs alsof je naar een beeld in klei staat te kijken). Vaak zie je ook nog de naden, waar de delen van de mal aan elkaar zijn gezet. In dit beeld zitten nog de metalen staafjes die gebruikt zijn om de holle mal vast te zetten in de gietmal. Meestal worden die staafjes afgeslepen en dan wordt alles netjes gepolijst, maar dat is niet hoe Tahon zijn beelden graag ziet.

 

Dan komen we in de eerste grote zaal van het museum. Daar is erg weinig licht en aangezien gips de eigenschap heeft, hoewel wit, toch het licht te absorberen en zachte schaduwen te creëren, baden de vele sculpturen hier in een gedemptheid, een verstilde atmosfeer.

 
 
 
 
Een verdieping hoger komen we in een grote ruimte waar wandtapijten hangen. Eeuwenlang was Vlaanderen het centrum in de Westerse wereld van de tapijtweefkunst. Rijke patriciërs en edellieden behingen er hun kille kastelen en landhuizen mee. Grote kunstenaars als Rubens en Rafaël maakten de 'kartons', de tekeningen waarop de tapijten waren gebaseerd.
In die glorierijke ruimte, omgeven door magnifieke tapijten, hangt 'Dieu Fleuve'. Een ode aan de goddelijke rivier die de Schelde is, de bron van de welvaart van Oudenaarde. Die stad heeft Tahon in het hart gesloten en de liefde blijkt wederzijds.
Het werk is magnifiek. Ik heb er met ontzag en trillende benen staan naar kijken. Opgehangen aan katrol en takel, roerloos in eeuwig evenwicht kijkt ze ons kronkelend aan, onpeilbaar stoïcijns.
Op een tussenverdieping, een kleiner werk. Een stappende figuur draagt moeiteloos een zware last. De sokkel is een schaal, als voor offergaven.
Overigens is de sokkel bij Tahon (zoals bij veel hedendaagse beeldhouwers) een belangrijk deel van het werk: het is niet zomaar een steen of een houten bak waarop het sculptuur staat maar het bepaalt echt (mee) de esthetiek van het werk.
Scrol je nog even terug naar boven? Daar zie je drie foto's van hetzelfde werk - een liggende figuur met een reusachtig hoofd en een vreemd recht omhoog gestoken linkerarm kijkt ons mysterieus lachend aan. Het is 'Dieu Fleuve II'.
 
Dan komen we, op de derde verdieping, in een magnifieke zaal.
We zijn eerst, achteloos misschien, door een heel bijzondere kamer gegaan. Hij staat vol schijnbaar prullige zaken - potten, scherven, een tweetal gipsen beelden van Georges Minne, enkele granaatappels (een vrucht die in de westerse iconografie een belangrijke rol speelt), enkele duidelijk hedendaagse werken, een metalen autootje, ...
Het zijn enkele dingen uit de privéverzameling van de kunstenaar. Tahon heeft niet zo'n mooie jeugd gehad, en hij vond warmte in zijn verzameling spullen: tastbaar houvast. Hij toont hier aardewerk van de vroege islam (9e eeuw), 16e-eeuws renaissance majolica – maar ook brieven van August Rodin en Maria Rainer Rilke.

Maar je was dus al in de volgende kamer - wat een pracht. In een grandioze middeleeuwse ruimte staan, in groepjes en groepen, levensgrote geglazuurde keramieken beelden in hun kwetsbare kleurenpracht.
Onmiskenbaar Tahon-sculpturen: verknipt, verkapt, doorboord, druipend van glazuur.

 
 
 
 
 

En dan is er nóg een verdieping, met het zilverwerk van de stad, waartussen (zowel netjes op een sokkel als verdekt opgesteld tussen de schatten van de stad) werken in zilver en keramiek. Mijn foto's waren niet goed genoeg om te tonen en bovendien: je moet zelf gaan kijken. Een aanrader, vlakbij.

Reacties